Al eerder is veelvuldig aandacht besteed aan het voldongen feit waarmee diverse franchisenemers van de verdwijnende EMTÉ-formule vorig jaar werden geconfronteerd, namelijk het verplicht aansluiten bij een alternatieve en eenzijdig opgedrongen formule. Hoewel een aantal EMTÉ-franchisenemers dankbaar gebruik heeft gemaakt van deze geboden kans, is een aantal franchisenemers hiertegen in het geweer gekomen. En recentelijk zelfs met succes!
De rechtbank Oost-Brabant heeft zich onlangs in kort geding gebogen over een belangwekkende kwestie waarin een franchisenemer geheel onvrijwillig een alternatieve formule opgedrongen heeft gekregen. In onderhavige kwestie heeft de nieuwe franchisegever de franchisenemer herhaaldelijk gesommeerd om zich te conformeren aan de nieuwe formule, maar de franchisenemer heeft dat telkenmale (op goede gronden) geweigerd. De franchisenemer wenst zich namelijk aan te sluiten bij een andere formule die de door hem in het verleden behaalde omzetten wel kan waarborgen. Gelet op de naderende datum van 1 juni 2019 waarop de nieuwe franchisegever uitsluitend onder haar voorwaarden zal beleveren, is een en ander reden geweest voor de franchisegever om de franchiseovereenkomst met deze franchisenemer te beëindigen en een kort gedingprocedure te starten.
Uit hoofde van (onder meer) de franchiseovereenkomst heeft de nieuwe franchisegever in kort geding getracht om onder meer de franchisenemer te verplichten om de onderneming aan de nieuwe franchisegever over te dragen, dan wel om medewerking te verlenen aan de voorgenomen wijzigingen in de supermarktruimte. Evenwel heeft de franchisenemer reconventionele vorderingen ingesteld, waaronder het (voorlopig) ontslaan van diens verplichtingen uit hoofde van het non-concurrentiebeding en het door de nieuwe franchisegever verplicht moeten gedogen dat de franchisenemer haar volledige assortiment mag inkopen bij een andere supermarktorganisatie.
De rechtbank heeft zich allereerst gebogen over de vraag wat partijen contractueel met elkaar zijn overeengekomen en of de nieuwe franchisegever daadwerkelijk eenzijdig haar formule aan de franchisenemer mocht opdringen. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de mogelijkheden in kort geding beperkt zijn om dit te onderzoeken, oordeelt de rechtbank voorshands dat het niet in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de nieuwe franchisegever haar formule met bijbehorend conditiestelsel eenzijdig aan de franchisenemer kan opleggen en dat er derhalve voorshands geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de franchiseovereenkomst. Het is dus maar zeer de vraag of de nieuwe franchisegever wel gerechtigd was om de franchiseovereenkomst te beëindigen. Gelet op de ingrijpende gevolgen die de overdracht van onderneming tot gevolg zou hebben voor de franchisenemer, oordeelt de rechtbank voorshands dat de franchisenemer hieraan geen medewerking hoeft te verlenen.
Aangezien een supermarkt zonder assortiment is als een auto zonder wielen, heeft de rechtbank zich gebogen over de vordering aan de zijde van de franchisenemer, welke strekt tot het vreemd kunnen inkopen van assortiment. Hoewel de franchiseovereenkomst het vreemd inkopen niet (volledig) toestaat, is de rechtbank bij wijze van ordemaatregel van oordeel dat het de franchisenemer dient te worden toegestaan om gedurende de bodemprocedure vreemd te kunnen inkopen, teneinde de supermarkt ook na 1 juni 2019 operationeel te houden.
Wordt ongetwijfeld vervolgd…
Mr. J.A.J. Devilee – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren?
Ga naar devilee@ludwigvandam.nl