Door mr. Maaike Munnik, advocaat bij Ludwig & Van Dam Advocaten
Vooraf: de context van het geschil
Eerder dit jaar oordeelde de rechtbank Noord-Holland dat het concept Maaltijd Thuis, een bezorgservice voor kant-en-klaarmaaltijden van Albert Heijn, kwalificeert als een zogeheten afgeleide formule in de zin van artikel 7:911 lid 2 sub b BW. Daarmee stond vast dat Albert Heijn Franchising B.V. (Albert Heijn) alleen met instemming van haar franchisenemers tot exploitatie mocht overgaan.
Desondanks zette Albert Heijn de exploitatie voort zonder instemming (te vragen), wat leidde tot een kort geding van de franchisenemers. De voorzieningenrechter te Haarlem heeft op 8 juli 2025 het instemmingsrecht in heldere en principieel beargumenteerde bewoordingen wederom bevestigd.
De betekenis van het instemmingsrecht: preventief en niet inwisselbaar
De kortgedingrechter onderstreept dat het instemmingsrecht van franchisenemers een preventieve werking heeft. Daarmee wordt erkend dat dit recht niet slechts een formele horde vormt, maar juist bedoeld is om te voorkomen dat franchisenemers geconfronteerd worden met ongewenste veranderingen. De rechter signaleert daarmee expliciet dat het instemmingsrecht niet vrijblijvend is, maar een juridisch afdwingbare plicht tot overleg én consensus. Franchisenemers hebben er dan ook een eigen, zwaarwegend, belang bij dat het door de rechtbank vastgestelde instemmingsrecht daadwerkelijk wordt nageleefd.
De rechtbank heeft bovendien geoordeeld dat Albert Heijn het instemmingsrecht niet kon omzeilen door achteraf een schadevergoeding aan te bieden. Het instemmingsrecht is een fundamenteel recht dat de positie van franchisenemers beschermt tegen ingrijpende wijzigingen binnen de franchiseformule, zoals de invoering van een afgeleide formule. Een dergelijk recht laat zich niet afkopen. Het vergt voorafgaande betrokkenheid van de franchisenemers en daadwerkelijke instemming, juist om te voorkomen dat zij voor voldongen feiten worden gesteld. Met dit oordeel heeft de rechtbank onderstreept dat de rechtsbescherming van franchisenemers niet afhankelijk mag worden gemaakt van financiële compensatie achteraf, maar gewaarborgd moet zijn op het moment dat wijzigingen worden overwogen.
Drempelwaarden mogen instemmingsrecht niet illusoir maken
In het bodemvonnis speelde al de discussie over het ontbreken van een overeengekomen drempelwaarde voor omzetderving. De kortgedingrechter gaat hier verder op in: het uitblijven van overeenstemming kan niet zonder meer aan de franchisenemers worden toegerekend. Sterker nog, het opnemen van een te hoge drempelwaarde zou het instemmingsrecht feitelijk kunnen uithollen. Daarmee bevestigt de rechter het uitgangspunt dat drempelwaarden werkbaar en redelijk moeten zijn.
Het belang van redelijke informatievoorziening
Een ander essentieel onderdeel van het vonnis betreft de informatiepositie van de franchisenemers. De voorzieningenrechter overweegt dat Albert Heijn verplicht is om, voorafgaand aan een instemmingsverzoek, voldoende en begrijpelijke informatie te verschaffen. Alleen zo kunnen franchisenemers een geïnformeerde beslissing nemen op een informatieverzoek. Het niet voldoen aan de verplichting tot het verstrekken van voldoende informatie wordt expliciet als strijdig met goed franchisegeverschap bestempeld.
Tegelijkertijd maakt de voorzieningenrechter ook duidelijk dat het instemmingsrecht geen blokkademiddel mag worden. Voor zover Albert Heijn aan haar informatieplicht heeft voldaan – dat wil zeggen: indien zij tijdig, volledig en op begrijpelijke wijze de relevante gegevens aan de franchisenemers heeft verstrekt – mogen franchisenemers hun instemming niet op onredelijke gronden onthouden.
De afstemmingsleer als fundament voor spoedvoorzieningen
Een logisch juridisch uitgangspunt in het vonnis is de toepassing van de zogenoemde afstemmingsleer. Omdat de bodemrechter eerder heeft vastgesteld dat Maaltijd Thuis een afgeleide formule is, moet de voorzieningenrechter van dat oordeel uitgaan. Dat tegen die uitspraak hoger beroep is ingesteld, maakt dat niet anders. De voorzieningenrechter merkt terecht op dat een verklaring voor recht bindend is vanaf het moment van uitspraak. Deze benadering waarborgt rechtszekerheid en voorkomt dat een eenmaal gegeven rechterlijk oordeel in een andere procedure wordt genegeerd.
Gevolgen voor de praktijk
Voor franchisegevers betekent dit vonnis dat zij niet lichtvaardig voorbij kunnen gaan aan het instemmingsrecht. En franchisenemers krijgen met dit vonnis een stevig juridisch precedent in handen om daadwerkelijke toepassing van hun instemmingsrecht af te dwingen bij strategische wijzigingen, waaronder het opzetten van afgeleide formules.
Albert Heijn is veroordeeld om binnen vier weken na betekening te stoppen met Maaltijd Thuis voor zover zij geen instemming heeft verkregen en daarbij het merk Albert Heijn gebruikt. Overtreding leidt tot een dwangsom van € 25.000 per dag met een maximum van € 1 miljoen.
Slot
Dit kort geding toont aan dat de rechterlijke macht waakt over de fundamentele uitgangspunten van de Wet franchise. In deze zaak zijn het instemmingsrecht, het recht op informatie en het vereiste van redelijke samenwerking geen dode letter, maar levende normen die franchiserelaties vorm en inhoud geven. Franchisegevers doen er verstandig aan hun formulestrategie hierop te toetsen. Franchisenemers hebben inmiddels een stevig precedent om hun instemmingsrecht daadwerkelijk te effectueren.
De belangen van de franchisenemers van Albert Heijn werden in deze zaak behartigd door Jeroen Sterk en Maaike Munnik van Ludwig & Van Dam Advocaten.
