Mijn favorieten

Er zijn nog geen favoriete franchiseformules geselecteerd

Janboel of niet, houd je aan de formele contractuele vereisten!

Hoewel de coronapandemie ervoor heeft gezorgd dat de rechtspraak tijdelijk grotendeels is stil komen te liggen, komen er inmiddels toch weer een aantal franchise gerelateerde uitspraken voorbij. Zo ook onderhavige kwestie, waarin de rechtbank Noord-Holland een vonnis heeft gewezen waarbij de franchisegever een tik op de vingers heeft gekregen, omdat deze zich niet heeft gehouden aan de formele vereisten in de franchiseovereenkomst.

Dat deze franchisegever een tik op de vingers heeft gekregen, kan opmerkelijk genoemd worden, omdat de franchisenemer in casu er nogal een janboel van maakte en regelmatig in strijd handelde met de contractuele afspraken in de franchiseovereenkomst. Zo werd herhaaldelijk vreemd ingekocht ondanks een afnameverplichting, werd er geëxploiteerd zonder exploitatievergunning en bleek uit controles dat de franchisenemer regels rondom hygiëne links liet liggen. Evenwel maakt de franchisegever op dat moment een aantal cruciale fouten: de opzegging van de franchiseovereenkomst wordt op een verkeerde c.q. niet rechtsgeldige grondslag gestoeld en de vestiging van de franchisenemer is vervolgens zonder toestemming of vooraankondiging compleet ontruimd.

De franchisenemer pikt dat niet en start een gerechtelijke procedure, waarin hij onder meer een schadevergoeding vordert als gevolg van de onrechtmatige ontruiming door de franchisegever. De rechtbank buigt zich over deze vordering en komt tot het oordeel dat de door de franchisegever gekozen grondslag de opzegging van de franchiseovereenkomst niet kan rechtvaardigen en dat de franchiseovereenkomst een termijn van 30 dagen voorschrijft waarbinnen de franchisenemer de gelegenheid krijgt om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Nu de franchisegever geen redelijke termijn voor nakoming heeft gegund aan de franchisenemer kan de aangevoerde opzeggingsgrond de directe beëindiging van de franchiseovereenkomst niet dragen, aldus de rechtbank. De rechtbank is zelf aan het rekenen geslagen en berekent de schade van de franchisenemer door een redelijke opzegtermijn van drie maanden te vermenigvuldigen met de gemiddelde winst van de franchisenemer. De rechtbank begroot de schade van de franchisenemer op een bedrag van € 21.000,- en veroordeelt de franchisegever om deze schade aan de franchisenemer te vergoeden.

Natuurlijk kan tegen dit vonnis hoger beroep worden ingesteld, mijns inziens wordt namelijk geen duidelijke scheiding aangebracht tussen de verschillende grondslagen ontbinding en opzegging, hetgeen voor de consequentie(s) van belang kan zijn. Daarnaast legt de rechtbank mijns inziens in reconventie de afnameverplichting onjuist uit. In het vonnis lijkt ervan te worden uitgegaan van de maatstaf of het afnamebeding al dan niet in geringe mate is overschreden, terwijl de franchiseovereenkomst voorschrijft dat er wel vreemd mag worden ingekocht, mits dit niet behoort tot het verplicht gestelde assortiment. De vraag zou moeten zijn of het verplicht gestelde assortiment al dan niet vreemd is ingekocht, welke vraag van groot belang is voor de verschuldigdheid van de contractuele boete.

Er leven dus nog genoeg interessante juridische vragen voor het gerechtshof, maar of er hoger beroep wordt ingesteld en voordat daar een uitkomst volgt, zijn we waarschijnlijk alweer geruime tijd verder. Loopt u in de praktijk op tegen een onwelwillige franchisenemer of franchisegever, laat u dan altijd juridisch adviseren omtrent uw rechtspositie en de noodzakelijk te nemen stappen om tot een eventuele beëindiging van de samenwerking te komen. In principe had de franchisegever mijns inziens namelijk aanvankelijk een sterke rechtspositie, maar is als gevolg van het handelen alsnog in een (aanzienlijk) minder goede rechtspositie komen te verkeren.

[box]Mr. J.A.J. Devilee – franchiseadvocaat | Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. | Wilt u reageren? Ga naar devilee@ludwigvandam.nl[/box]
×