De franchisenemers van Albert Heijn hebben in een hoger beroep op vrijwel alle punten ongelijk gekregen. De groep van 240 franchisenemers spande deze rechtszaak aan omdat zij vonden dat de geldstromen niet eerlijk werden verdeeld en eiste een vergoeding. Het gerechtshof van Amsterdam stemde hier niet in mee, meldt de Telegraaf.
Het hoger beroep had betrekking op een rechtszaak die uit 2016 dateert, waarin franchisenemers onder andere stelden dat ze niet evenredig meedeelden in kortingen. Ook toen gaf de rechter de franchisenemers geen gelijk. Dit keer omdat de zelfstandige ondernemers voor eigen rekening en risico handelen. Binnen de franchiseovereenkomsten zou het principe van ‘eerlijk delen’ daarom niet leidend zijn.
Ook dit keer kwam het gerechtshof met een soortgelijk oordeel. “De rechter baseert zich daarbij op verslagen van accountants die in opdracht van Albert Heijn en franchisenemers nagaan of zogeheten normenkaders goed worden nageleefd. Daaruit blijkt dat vrijwel alle eisen van de franchisenemers geen stand houden”, aldus het gerechtshof.