Op 14 februari 2020 verscheen op denationalefranchisegids.nl een artikel van Herman Knotter (LXA Advocaten) met een update over de franchisewet; ‘Wet Franchise: wat verandert er concreet en wat moet u doen?’. Inmiddels is het voorstel goedgekeurd door de Tweede Kamer en door de Eerste Kamer. De Wet Franchise is een feit. Het streven is om de wet per 1 januari 2021 van kracht te laten zijn. Dit artikel is geschreven om verschillende invalshoeken en meningen van betrokken partijen te belichten, zodat (oriënterend) franchisenemers zich een goed beeld kunnen vormen van de franchisewet en de mogelijke gevolgen.
Wij spraken met Herman Knotter. Hij kijkt met name door de bril van de franchisegever en is tegenstander van deze wetgeving. Daarnaast vroegen wij naar de mening van Patricia Hoogstraaten (directeur van het Vakcentrum). Zij is voorvechter van de wet. Verder komt Ralph Markwat aan het woord (directeur van franchisegever FHC Formulebeheer). Hij is geen tegenstander van wetgeving, maar wel kritisch over de invulling ervan.
Als we kijken naar de vier globale onderwerpen in de franchisewet. Hoe zien jullie die dan?
Om te beginnen bij de precontractuele fase.
Herman: “Zaken hadden concreter gemoeten. Een goed voorbeeld hiervan is artikel 916, lid 2. Daar staat dat de franchisegever de franchisenemers jaarlijks moet informeren ‘in hoeverre de opslagen of andere financiële bijdragen die de franchisenemer in het voorafgaande boekjaar conform de eis van de franchisegever heeft gedaan, de kosten of investeringen dekken die de franchisegever met deze bijdragen beoogt of heeft beoogd te dekken’. Maar welke bijdragen zijn dit? En wat zijn de gevolgen als er meer is opgehaald? Als advocaat kun je zo’n artikel eindeloos uithollen, wat dan tot langslepende en kostbare procedures kan leiden. Duidelijkheid vooraf kan dan veel discussie voorkomen”.
Patricia: “Franchise is een mooie samenwerkingsvorm, die door de jaren heen alleen maar is toegenomen. Daarmee is ook het aantal knelpunten toegenomen. In de bestaande wetgeving was hier niets over geregeld en dat is wel nodig. In de precontractuele fase gaan nu veel dingen niet goed, omdat de verstrekte informatie vaak niet volledig, transparant of correct is. De formule vraagt de ondernemer akkoord te gaan met de vrijblijvendheid van vooraf verstrekte informatie, over bijvoorbeeld de vestigingsplaats of de kansen van de vestiging. De franchisegever moet straks alle informatie verstrekken die een franchisenemer nodig heeft om een beslissing te kunnen nemen. Er is ook een periode opgenomen waarin de franchisenemer zelf moet onderzoeken waarvoor hij tekent”.
Ralph: “Ik vind het lastig als je achteraf moet beoordelen of je vooraf wel “alle overige informatie”, zoals de wet het omschrijft, hebt gegeven die in de franchiserelatie benodigd zou zijn. Doordat deze norm nu zo open en onbepaald is uitgewerkt, creëert dit artikel voor alle partijen een enorme rechtsonzekerheid. Terwijl een bepaling van dwingend recht juist glashelder zou moeten zijn. Een ander belangrijk punt is het gegeven dat er wordt gesteld dat er geen prognoseplicht geldt. Maar de wet schrijft wel voor dat er ofwel historische dan wel vergelijkende financiële gegevens overlegd moeten worden. Dat lijkt toch op een verkapte prognose. Bij veel formules is een prognose niet mogelijk en vergelijkingen geven vaak een beeld van schijnveiligheid aan ondernemers. De wetgever had daar kunnen bepalen dat een formule vooraf aangeeft welke gegevens wel en niet verstrekt worden. Zo kunnen kleine en softe formules een eerlijk beeld geven in plaats van ‘verplichte’ financiële data aan te rijken die onder druk van een wet zijn gemaakt”.
En hoe kijken jullie naar het tussentijds wijzigen van de franchiseovereenkomst?
Herman: “Nu kan een franchisegever ook niet zomaar alles eenzijdig wijzigen, als daar een franchisenemer ernstig door gedupeerd zou raken. Dan stapt hij naar de rechter en dan wordt er naar de redelijkheid en billijkheid gekeken en dan gaat een rechter dat ook niet goedvinden. Daar is al jurisprudentie over. Ik voorzie meer problemen dan voorheen. Wanneer wordt een franchisenemer ernstig gedupeerd? Welke drempel hanteer je dan? Dat moet je in de franchiseovereenkomst opnemen, net als allerlei uitzonderingen. Als je dan discussie krijgt, kun je zeggen: de franchiseovereenkomst heeft hier al in voorzien. Maar als een advocaat van een franchisenemer dit aanvecht, door te zeggen dat de wet wordt uitgehold, dan leidt dit weer tot lange procedures. Als wordt besloten dat de franchisenemer is benadeeld, kan die bepaling uiteindelijk nietig worden verklaard. Zo leidt de wet tot veel onzekerheid”.
Patricia: “Het is belangrijk dat er inspraak wordt gevraagd bij bepaalde drempels. Op welke punten, op welk moment en bij welke drempel moet er instemming van de franchisenemer worden gevraagd bij beslissingen van de franchisegever? Het gaat dan om formulewijzingen, die direct of indirect impact kunnen hebben op de franchisenemer. Dat wordt nu vooraf vastgelegd. Het is wel essentieel om te bepalen hoe die drempels worden vastgesteld, want dat is voor iedere formule anders. Het is een kwestie van netjes met elkaar omgaan. Je moet geen drempels opnemen die niet redelijk zijn voor een franchisenemer. Daaruit blijkt geen goed franchisegeverschap. Als je gewoon netjes met elkaar omgaat, heb je geen last van de wet. Het is goed dat er nu sprake is van dwingend recht”.
Ralph: “Wij overleggen al veel met ondernemers. De uitdaging zit bij hard franchiseformules die snel moeten kunnen wenden. In tijden van bijvoorbeeld toenemende concurrentie of economische recessie, moet je snel en daadkrachtig kunnen acteren. Ik vrees dat de wet vertragend kan werken”.
De wet kijkt ook naar de periode na beëindiging van de franchiseovereenkomst.
Herman: “Franchisegevers gaan kijken hoever ze kunnen gaan in de formulering. Als dan achteraf wordt bepaald dat je te ver bent gegaan, kan die bepaling nietig worden verklaard. Dat er een bepaling is over wat je als franchisenemer wel en niet mag na afloop, is prima. In bijna alle franchiseovereenkomsten is dat al zo. Een concurrentiebeding, vaak beperkt tot een jaar na afloop en beperkt tot het geografische gebied. Er is al ook veel jurisprudentie op dit gebied. Maar alles wat nu wordt vastgelegd met open normen, kan in een later stadium nietig worden verklaard. Er wordt nu te veel opengelaten. Wat ook eigenlijk niet anders kan, daarom ben ik ook tegen de wet”.
Patricia: “Wij vinden het logisch dat er ook zaken met betrekking tot de na-periode worden opgenomen. Een soort concurrentiebeding, zodat je geen formuletypische zaken kan gebruiken als je iets anders gaat doen. Je kan nog wel ondernemer blijven in dezelfde branche. Het wordt voor franchisenemers beter mogelijk gemaakt om te stoppen als franchisenemer, maar wel door te gaan als ondernemer. Het is een kwestie van goede afspraken maken voor als je de zaak verkoopt, dus het is heel goed dat de wetgeving daar handvatten voor geeft. Zo weet je als franchisenemer aan de start al waar je aan toe bent”.
Ralph: “Naast het feit dat de wet niet helemaal duidelijk is in de goodwill bepaling, zal ik in mijn dagelijkse franchisepraktijk weinig van doen hebben met het door de wet gestelde”.
Wat gaat de wetgeving betekenen voor het overleg tussen franchisegever en franchisenemer?
Herman: “Hierin zit de belangrijkste toegevoegde waarde van het wetsvoorstel: het dwingt partijen tot overleg en samenwerking. Franchise is geen contract tussen een formule-eigenaar en formule-uitvoerders, maar een samenwerkingsovereenkomst. Dit zie je ook goed terugkomen in de bepaling met betrekking tot instemmingsrecht voor franchisenemers. Als advocaat kan ik me veel lastige discussies voorstellen”.
Patricia: “De wet zal zeker leiden tot meer overleg. De wet biedt kansen om van het begin af aan met elkaar in gesprek te gaan. Je wordt gelijkwaardiger partners en je wordt gedwongen tot samenwerking”.
Ralph: “Zoals ik al zei, overleggen wij al veel met onze franchisenemers. Dat overleg komt vooral terug bij het wijzigen van de overeenkomst. Dit is nu een punt waarin de wetgever op de stoel van partijen gaat zitten. Mijns inziens zou volstaan te vermelden dat de franchisegever, voordat een samenwerking start, helder moet vastleggen hoe men omgaat met overleg en instemming. Vooraf is het gewoonweg niet te bepalen of een wijziging of initiatief binnen de formule enig negatief effect zou kunnen hebben op de samenwerking. Een van de redenen voor de wet is dat het kwalijk zou zijn dat er een disbalans is tussen franchisegever en franchisenemer. Meer overleg en samenwerking zou daarbij helpen. De vraag is of er sprake is van een problematische situatie. Het gaat erom dat, voordat een franchiserelatie wordt aangegaan, helder is wat je rol ten opzichte van elkaar is. Dat betekent niet dat de gever altijd de bovenliggende partij is. In sommige relaties is de franchisenemer juist de bovenliggende partij. Je hoeft niet per se altijd naast elkaar te staan”.
Verwacht je nog ‘problemen’ naar aan leiding van de implementatie van deze Wet?
Herman: “Ik hoopte op kritische vragen vanuit de kamer, om bepaalde onduidelijkheden weg te nemen zodat er niet meer problemen ontstaan dan nu het geval is. Dat er een groot draagvlak voor de wet is, is inmiddels wel duidelijk. Een wet op zich is prima, maar deze moet wel aansluiten op de praktijk. Dat is nu niet het geval.”
Patricia: “Ik verwacht nog wel problemen bij de inbedding van de wet bij de franchisegevers. Dat zal aanpassing en goed franchisegeverschap vragen. Er zijn franchisegevers die bang zijn dat de wet hun innovatie en wendbaarheid in de weg staat, omdat zij moeten overleggen met franchisenemers. Als je de instemmingsdrempels goed vastlegt, hoeft dat echt geen probleem te zijn. Met je franchisenemers overleggen zou geen discussiepunt moeten zijn, dat hoort er gewoon bij. Ik hoop op goed overleg en samenwerking tussen alle partijen. We moeten uitgaan van een positieve instelling en de kaders van de wet, met een evaluatie na verloop van tijd”.
Ralph: “Ik verwacht dat er veel discussie gaat komen, juist door deze wet. We zullen moeten gaan werken binnen een nieuw speelveld met een wet waar de normering enorm open is. Er is nog veel onduidelijk en dat maakt dat goedwillende franchisegevers gewoonweg niet weten of ze zich na implementatie houden aan de wet. Een wet die zaken dwingendrechtelijk regelt met zulke open normen, daar wordt een sector onzeker door. Onzekerheid is voer voor juristen en consultants, maar zet druk op partijen”.
Speelt de wet al actief binnen jullie achterban?
Herman: “Er wordt over nagedacht. Er zijn zoveel verschillende verschijningsvormen, die nu onder standaard franchise gaan vallen. Veel gebruikelijke franchisekenmerken zijn voor veel concepten niet van toepassing, maar nu moeten zij daar aandacht aan besteden”.
Patricia: “Er zijn drie grote consultaties geweest, waar honderden franchisenemers aan hebben meegedaan, waarvan de helft anoniem. Zij willen dus niet dat hun franchisegever weet dat zij die bescherming willen. Dat is op zich al een teken dat er een aantal dingen niet goed zijn. Onder de franchisenemers speelt dit behoorlijk. We hebben veel overleggen gehad met verenigingen van franchisenemers over de voortgang en houden nu al voorlichtingsbijeenkomsten. Zij herkennen hun input zeker terug in de wet zoals die er nu ligt”.
Ralph: “Helemaal niet, wij komen er altijd wel uit door overleg. Wel ben ik met ondernemers samen naar Den Haag gegaan om uitleg te geven over ons businessmodel. Was heel mooi om te zien hoe praktijk en politiek elkaar toch vinden”.
Hoe zie je de toekomst van franchise in het kader van deze wetgeving?
Herman: “Dat is lastig om te benoemen. Als ik kijk naar internationale formules, die komen vaak in de UK of Nederland. Na Brexit is Nederland voor veel formules de eerste keuze, een unieke kans voor Nederland. Dat kan nu wel minder worden, want de nieuwe wet kan impact hebben. Formules die overwogen om te beginnen in Nederland, haken toch af of wachten het eerst nog even af. Er zal wellicht meer met filialen dan met franchise gewerkt gaan worden. Dat is niet voor alle concepten mogelijk. Mooie concepten haken af, omdat zij niet onder de standaard franchiseparaplu passen en dat is zonde”.
Patricia: “Ik denk dat franchise nog steeds gaat groeien, omdat de meerwaarde enorm is. Je ziet het ook in steeds meer sectoren toenemen, zoals de zorg. Daarom is het zaak dit nu goed in dwingend wet vast te leggen”.
Ralph: “Deze wet is beter als de voorgaande edities. Naast de genoemde zaken vind ik dat de wetgever de mogelijkheid voor afgeleide formules aan banden legt. De wet gaat uit van angst en laat kansen liggen. Afgeleide formules zijn vaak juist heel positief voor een formule en haar naamsbekendheid. De ontwikkeling van deze afgeleide formules wordt geremd door de wet”.
Nog even heel kort jullie standpunt
Herman: “De wetgeving zal veel zaken alleen maar onduidelijk maken en meer discussie en juridisch wapengekletter opleveren. Door alle samenwerkingsverbanden onder dezelfde franchiseparaplu te hangen, wordt het voor veel concepten een stuk moeilijker om te opereren”.
Patricia: “Ik denk dat het goed is dat wat we eigenlijk normaal horen te vinden, nu vastgelegd wordt in een wet. Als je netjes met elkaar omgaat, heb je er geen last van. Als je dat niet doet, dan heb je een probleem”.
Ralph: “Er zijn enorme stappen gemaakt om tot een betere versie van de wet te komen. Toch kan ik me nog niet helemaal vinden in dit resultaat. Laten we vooropstellen dat de noodzaak van wetgeving allerminst aanwezig is. De sector is goed georganiseerd, met weinig geschillen. Als het dan toch moet, had ik graag een heldere, werkbare wet gezien. Een wet die toeziet op de precontractuele fase en hoe partijen daarin met elkaar moeten handelen, bruikbaar voor alle sectoren waar het franchisemodel gebruikt wordt”.
Hebben jullie nog tips voor toekomstige franchisenemers en -gevers met oog op de nieuwe wet?
Herman: “Voor beide partijen, zorg dat zaken concreet mogelijk worden vastgelegd”.
Patricia: “Lees als (toekomstig) franchisenemer goed alle stukken, laat je goed informeren en vraag eventueel advies in van een derde partij voordat je een overeenkomst tekent. Aan de franchisegevers wil ik meegeven dat ze hun franchisenemers vroeg bij hun plannen moeten betrekken. Zie het als een kans om samen te gaan bouwen”.
Ralph: “Spreek helder af wat je verwachtingen zijn. Laat bij een conflict de wet even de wet en ga in constructief overleg”.