Inleiding
Bij het aangaan van een franchiseovereenkomst is een franchisegever niet zonder meer verplicht om een omzet- en/of winstprognose af te geven. Vaak wordt er echter toch een bepaalde omzet-of winstverwachting verstrekt aan de aspirant franchisenemer. Mogelijk geschiedt dat vanuit commercieel oogpunt, maar wellicht ook ten behoeve van de franchisenemer ter verkrijging van een financiering. Wat zijn de gevolgen als deze prognose vervolgens niet voldoet?
Hieronder zal ik eerst de toepasselijke regelgeving kort uiteenzetten om vervolgens een recente uitspraak te bespreken, waarin de franchiseovereenkomst weliswaar rechtsgeldig is vernietigd o.g.v. art. 3:40 lid 2 BW wegens strijd met dwingend recht (niet in acht nemen van standstillperiode van art. 7:914 lid 2 BW), maar niet is vast komen te staan dat de verstrekte prognose ondeugdelijk was. Mede hierdoor slaagt de franchisenemer er (vooralsnog) niet in om zijn vordering tot schadevergoeding toegewezen te krijgen.
Wat zijn de huidige regels omtrent prognoses?
De wetgever heeft aangegeven dat met de Wet Franchise niet is beoogd af te wijken van de door de Hoge Raad bepaalde koers. Daarin zijn onder meer de volgende situaties benoemd waarbij het verstrekken van een ondeugdelijke prognose onrechtmatig kan zijn:
(1) de franchisegever die een rapport over de te verwachten omzet en de te verwachten winst laat opstellen door een derde. De franchisegever die dit rapport aan zijn wederpartij verschaft, handelt onder omstandigheden onrechtmatig, indien hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij niet op deze fouten opmerkzaam maakt.
(2) de franchisegever die zelf (of een persoon voor wie hij aansprakelijk is op de voet van een van de art. 6:170-6:172 BW) het onderzoek uitvoert en de resultaten daarvan aan zijn wederpartij verstrekt zonder dat de franchisegever weet dat het rapport fouten bevat, maar dat onzorgvuldigheid van de franchisegever heeft geleid tot de fouten in het rapport.
Niet iedere verkeerde prognose is een tekortkoming
Echter, een verkeerde prognose betekent niet direct dat een franchisenemer daadwerkelijk tekort is gedaan. Prognoses zien immers op de toekomst en betreffen geen garanties. Om dat te kunnen vaststellen dient de franchisenemer met zwaarder geschut te komen, bijvoorbeeld door te wijzen op onjuistheden, onvolkomenheden of onzorgvuldigheden. Slaagt een franchisenemer daar vervolgens in, dan kan dat leiden tot een geslaagd beroep op de negatieve gevolgen van een wilsgebrek (bijvoorbeeld dwaling), dan wel een andere grondslag voor aansprakelijkheid van de franchisegever (zoals een onrechtmatige daad).
Een recent voorbeeld
Illustratief is een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag d.d. 8-11-12023. Wat was er in deze kwestie aan de hand? De franchisegever van de Burgerme-formule (hamburgerrestaurants) in Nederland had binnen de standstillperiode van 4 weken de ontwerp overeenkomst op ‘meer dan ondergeschikte’ punten gewijzigd. De rechter concludeerde dat de op 10 maart 2021 getekende franchiseovereenkomst als gevolg daarvan rechtsgeldig (buitengerechtelijk) is vernietigd op 29 juni 2022, vanwege strijd met dwingend recht (art. 7:914 lid 2 BW).
Franchisenemer stelde zich daarnaast op het standpunt dat hij bij het aangaan van de Franchiseovereenkomst heeft gedwaald (artikel 6:228 BW) en dat sprake was van bedrog door franchisegever (artikel 3:44 lid 1 BW), doordat aan hem omzetprognoses waren verstrekt die een onjuiste voorstelling van zaken gaven en ondeugdelijk waren. Indien hij had geweten dat de prognoses geen deugdelijk en volledig juist beeld gaven, dan had hij een andere afweging gemaakt en dan zou hij niet tot het sluiten van de Franchiseovereenkomst zijn overgegaan en/of dan had hij minimaal andere voorwaarden bedongen. Hij had dan evenmin langdurige overeenkomsten met derden gesloten, althans niet in de vorm waarin dat is gebeurd. De dwaling van franchisenemer is nog eens versterkt door de niet-naleving van precontractuele wettelijke verplichtingen door franchisegever.
Hier steekt de rechter echter een stokje voor. Ten aanzien daarvan overweegt de rechter namelijk dat de franchisenemer slechts in algemene bewoordingen heeft gesteld dat de door franchisegever overgelegde informatie onvolledig was en de omzetprognoses en het cijfermateriaal ondeugdelijk. Franchisenemer heeft niet concreet onderbouwd op welke wijze de informatie onvolledig of ondeugdelijk was. Daarvoor is de enkele stelling onvoldoende dat de gerealiseerde resultaten in negatieve zin afweken van de geprognotiseerde resultaten, omdat dat niet zonder meer met zich brengt dat de prognoses als zodanig ondeugdelijk waren. Evenmin heeft franchisenemer afdoende onderbouwd dat franchisegever wist dat de prognoses (ernstige) fouten bevatten en aldus onzorgvuldig jegens franchisenemer heeft gehandeld. Ook heeft franchisenemer het (door hem gestelde) misleidende karakter van het door franchisegever overleggen van de (volgens franchisenemer onjuiste) prognoses en cijfermateriaal niet onderbouwd. Een en ander brengt met zich dat franchisenemer onvoldoende heeft onderbouwd dat franchisegever misleidende informatie heeft verstrekt.
In het verlengde daarvan heeft franchisenemer evenmin onderbouwd dat en waarom hij, als hij de (volgens hem) juiste informatie wel zou hebben ontvangen, dan de Franchiseovereenkomst niet zou hebben gesloten.
Conclusie
Deze uitspraak laat zien dat een beroep op ontvangst van een verkeerde prognose niet zomaar betekent dat deze prognose ondeugdelijk en onrechtmatig is. De franchisenemer dient dat goed te onderbouwen en te bewijzen. Er moet in ieder geval worden aangetoond dat er echt iets mis is met de prognose. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van een deskundige en relevante rapportages. Daarbij dient ook vast te komen staan dat de franchiseovereenkomst niet (of onder andere voorwaarden) was gesloten.
Zoals vaker aangegeven adviseren wij u zich goed te laten adviseren waar het prognoses betreft. Zo dienen franchisegevers zorgvuldig hun zorgplicht in deze vooraf inzichtelijk te maken. Daarentegen doen franchisenemers er goed aan gedegen onderzoek te doen (wie heeft bijvoorbeeld de prognose opgesteld en waaruit blijkt dat deze ondeugdelijk is), alvorens zij eventueel een beroep doen op bijvoorbeeld dwaling omdat er een verkeerde prognose is afgegeven.
Mr. V. Ahuis – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam franchiseadvocaten
Reageren? Mail dan naar ahuis@ludwigvandam.nl