Hoe kan de tussentijdse beëindiging van een franchiseovereenkomst goed vormgegeven worden?
Een franchiseovereenkomst kan op vele manieren tussentijds eindigen. Zo kunnen partijen met wederzijds goedvinden besluiten om afscheid van elkaar te nemen en hier gezamenlijk nadere afspraken over maken. Veelal is het echter een der partijen die helemaal niet zit te wachten op een tussentijds afscheid. In een dergelijk geval kan bijvoorbeeld ontbinding of opzegging van de franchiseovereenkomst soelaas bieden. Bij (buitengerechtelijke) ontbinding van de franchiseovereenkomst wordt de franchiseovereenkomst doorgaans per direct beëindigd en bij opzegging van de franchiseovereenkomst dient een bepaalde opzeggingstermijn in acht te worden genomen.
Onlangs heeft de rechtbank Gelderland zich in gebogen over een beëindigingskwestie tussen een franchisegever en een franchisenemer. Aan de orde was hoe de franchiseovereenkomst tussentijds geëindigd was. Op een gegeven moment zijn in de samenwerking problemen ontstaan en hebben partijen gesprekken gevoerd om tot een beëindiging van de samenwerking te komen. Aanvankelijk spraken partijen over een beëindiging met wederzijds goedvinden, maar later ook over ontbinding en opzegging. De franchisenemer heeft vervolgens haar klanten geïnformeerd over haar vertrek bij de franchiseorganisatie en de franchisegever heeft de franchisenemer een aantal dagen later afgesloten uit het digitale werksysteem van de franchiseorganisatie.
Met deze stand van zaken start de franchisegever vervolgens in maart 2019 een kort gedingprocedure, kort en goed vordert de franchisegever van de franchisenemer onder meer teruggave van een aantal zakelijke spullen zoals een laptop en (schade)vergoeding. Uit de vordering van de franchisegever blijkt dus wel dat hij ervan uitgaat dat de samenwerking met de franchisenemer inmiddels is geëindigd.
Evenwel begint de rechtbank in haar vonnis met het beoordelen van de beëindiging van de franchiseovereenkomst. De rechtbank heeft allereerst overwogen dat er geen beëindiging met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden, nu partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de (kern)voorwaarden waarop de samenwerking zou worden geëindigd. In het kader van de buitengerechtelijke ontbinding overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van een dusdanig ernstige tekortkoming aan de zijde van de franchisenemer die ontbinding van de franchiseovereenkomst zou rechtvaardigen. Derhalve overweegt de rechtbank dat de franchiseovereenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden door de franchisegever. Ten aanzien van de opzegging overweegt de rechtbank dat er wel rechtsgeldig is opgezegd door de franchisegever en dat de contractuele opzegtermijn doorloopt. Eén en ander brengt met zich mee dat franchisegever de franchisenemer tot 1 juni 2019 in staat moet stellen om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten gedurende de periode dat de opzegtermijn nog voortduurt. Dit betekent dus dat de franchisegever (nog) niet de toegang tot het digitale werksysteem had mogen ontzeggen. Kortom, de franchisegever krijgt de deksel op de neus, omdat hij in feite te vroeg heeft gehandeld als ware de samenwerking reeds beëindigd.
Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden, maar let wel altijd goed op of u op de juiste route zit. Mocht u hierover advies wensen, neem dan gerust contact met ons op.
Mr. J.A.J. Devilee – franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Advocaten, franchise juridisch advies
Wilt u reageren? Ga naar devilee@ludwigvandam.nl