De rechtbank Rotterdam oordeelde in december 2021 over een geschil tussen een franchisegever en een supermarkthouder over de verschuldigdheid van een exploitatiebijdrage. De vraag die voorlag was: Als na afloop van de looptijd van de afspraken over meerjarige samenwerking tussen partijen geen overeenstemming wordt bereikt over voortzetting van die meerjarige samenwerking maar feitelijk nog méér dan een jaar op dezelfde voet is voortgegaan, is dan ook de jaarlijkse exploitatiebijdrage nog verschuldigd? De rechter moest de afspraken tussen partijen op dit punt uitleggen en maakte gebruik van de aanvullende werking van de redelijkheid en de billijkheid.
De meerjarige samenwerkingsafspraken waren aanvankelijk gesloten voor de periode 2011 t/m 2015. Op basis van deze afspraken was een jaarlijkse exploitatiebijdrage verschuldigd. Deze afspraken werden verlengd met de periode 2016 t/m 2017, waarbij ook een exploitatiebijdrage van € 100.000 per jaar werd afgesproken.
In 2017 zijn partijen in gesprek gegaan omtrent verdere voortzetting, maar deze gesprekken zijn in december 2018 geëindigd zonder dat nieuwe afspraken werden gemaakt. Wel is men tot 5 mei 2019 op dezelfde voet voortgegaan, maar zonder dat de franchisegever de exploitatiebijdrage betaalde, zoals dat in eerdere jaren wel gebeurde. De franchisenemer vordert in de procedure betaling van de exploitatiebijdrage over de periode 1 januari 2018 – 5 mei 2019. De rechtbank is van oordeel dat de franchisegever een exploitatiebijdrage moet betalen over het jaar 2018, maar niet over de periode van 1 januari 2019 tot en met 5 mei 2019.
In 2018 hebben partijen gehandeld zoals zij ook voor die tijd handelden en met name betekende dit dat de franchisenemer nog altijd de franchiseformule voerde en dat de franchisenemer ook de (volgens de eerdere afspraken verschuldigde) formulebijdrage, opslagpercentage droge kruidenierswaren en de vaste bijdrage distributiekosten betaalde aan de franchisegever. Onder die omstandigheden oordeelde de rechtbank dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat de franchisenemer ervan uit mocht gaan dat ook de afspraak over de exploitatiebijdrage zou blijven gelden. Als de franchisegever dit anders voor ogen had, had het op de weg van de franchisegever gelegen om dat duidelijk kenbaar te maken, aldus de rechtbank. De franchisegever heeft dat niet gedaan in 2018, maar ook niet in 2016, toen partijen ook onderhandelden over een verlenging, die er toen wel kwam. Ook vindt de rechtbank van belang dat bij een eventuele tussentijdse opzegging, de franchisenemer geen opzegtermijn in acht had hoeven nemen en hij evenmin de ontvangen exploitatiebijdragen had hoeven terug te betalen. Met andere woorden: De exploitatiebijdrage was dus niet afhankelijk van het vastleggen van een meerjarige samenwerking en aldus was ook over het jaar 2018 de exploitatiebijdrage verschuldigd.
Over de periode van 1 januari 2019 – 5 mei 2019 oordeelt de rechtbank anders omdat de exploitatiebijdrage alleen bij een minimale afname werd uitgekeerd en die minimale afname op 5 mei 2019 nog niet was bereikt en de franchisenemer ook niet had onderbouwd waarom hij toch recht zou hebben op een exploitatiebijdrage naar rato.
Opmerkingen: De situatie dat partijen met elkaar handelen terwijl onduidelijkheid bestaat over de op dat moment geldende rechten en verplichtingen komt in de praktijk vaker voor. Dat kan een weloverwogen onderhandelingstactiek zijn, maar: “bezint, eer ge begint” omdat dit voor rechtsonzekerheid zorgt met als mogelijk gevolg kostbare procedures als deze. Bovendien heeft de rechter in zo’n procedure veel vrijheid bij het bepalen welke rechtsgevolgen uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
Het schot voor open doel is dan ook om tijdig afspraken te maken over (stilzwijgende) verlenging en/of wat er tijdens een eventuele onderhandelingsperiode geldt. Dat kan in de eerste plaats in de overeenkomst. Zie bijvoorbeeld de veel voorkomende bepalingen omtrent stilzwijgende verlenging tot wederopzegging, maar bijvoorbeeld ook de bedingen dat prijzen blijven gelden totdat een nieuwe prijslijst is vastgesteld. Ook na het sluiten van de overeenkomst kunnen aanvullende afspraken ter zake worden gemaakt. In dit geval had een simpele bevestiging over en weer dat voor de onderhandelingsperiode (eventueel tot maximaal een bepaalde datum) de bestaande (dan wel: andersluidende) afspraken zouden gelden, partijen een procedure met alle tijd en kosten van dien kunnen besparen.
Twijfelt u over uw rechten en verplichtingen na het einde van de looptijd van een overeenkomst en/of tijdens onderhandelingen? Neem dan contact met mij op.
Marloes Poelsema
marloes.poelsema@nysingh.nl
(088) 752 00 48
Nysingh advocaten – notarissen