De Wet franchise is inmiddels ruim een jaar van kracht. Voor een tweetal wettelijke bepalingen geldt een uitzondering. Dit betreft (i) de bepaling over het in de franchiseovereenkomst opnemen van een goodwillregeling en een non-concurrentiebeding (art. 7:920 BW), en (ii) de bepaling over het instemmingsrecht van de franchisenemer (art. 7:921 BW). Voor deze bepalingen geldt een overgangsperiode van twee jaar als er sprake is van een franchiseovereenkomst die vóór de inwerkingtreding van de Wet franchise is gesloten.
Waarom een overgangsperiode?
Bij wijzigingen in ons Burgerlijk Wetboek (BW) is het uitgangspunt dat de wijzigingen na hun inwerkingtreding direct van toepassing zijn op lopende overeenkomsten. Dat geldt dus ook voor de Wet franchise. Er zijn echter voorschriften in de Wet franchise opgenomen die niet alleen een aanpassing van het feitelijk gedrag vergen, maar ook een aanpassing van de bestaande franchiseovereenkomsten. Voor deze laatstgenoemde aanpassing is vanuit praktische overwegingen ervoor gekozen om een overgangsperiode van twee jaar toe te passen. Lopende franchiseovereenkomsten zouden tenslotte zonder overgangsperiode per 1 januari 2021 in strijd zijn met de Wet franchise. Voor wat betreft de looptijd van de overgangsregeling is gekeken naar de gemiddelde termijn dat lopende franchiseovereenkomsten expireren.
Overgangsperiode in praktijk
De overgangsperiode kan in praktijk de nodige vragen opwerpen en deze vragen kunnen zich voordoen in verschillende gevallen. Hieronder ter illustratie twee voorbeelden, de daarbij rijzende vragen en mogelijke opties.
1) Lopende franchiseovereenkomst loopt af vóór 31 december 2022
Wanneer de looptijd van een franchiseovereenkomst vóór 31 december 2022 verstrijkt en er een nieuwe franchiseovereenkomst wordt gesloten, dan is de overgangsperiode niet meer van toepassing. Concreter uitgedrukt: als de looptijd van de franchiseovereenkomst bijvoorbeeld verstrijkt op 1 februari 2022, dan zal in de nieuwe franchiseovereenkomst rekening moeten worden gehouden met de artikelen 7:920 en 7:921 BW.
Kan er in dit geval na 1 februari 2022 op geen enkele andere manier gebruik worden gemaakt van de resterende overgangsperiode?
In sommige gevallen is dat wel mogelijk, namelijk wanneer de franchiseovereenkomst een eenzijdig wijzigingsbeding bevat. Met dit wijzigingsbeding zou de franchisegever de einddatum van de franchiseovereenkomst kunnen wijzigen, bijvoorbeeld naar 31 december 2022. In het hierboven gegeven voorbeeld loopt de franchiseovereenkomst met de wijziging dan niet af op 1 februari 2022 maar op 31 december 2022, want (i) de franchiseovereenkomst verstrijkt niet, en (ii) er wordt geen nieuwe franchiseovereenkomst gesloten.
2) Lopende franchiseovereenkomst loopt af ná 31 december 2022
Een ander scenario is de volgende: de lopende franchiseovereenkomst duurt nog voort tot na 31 december 2022 – bijvoorbeeld tot en met 31 mei 2023. Wat geldt in dit geval wanneer de overgangsperiode is verstreken? In dit geval zullen er vóór 1 januari 2023 nieuwe afspraken moeten worden gemaakt om ervoor te zorgen dat de franchiseovereenkomst voldoet aan de voorschriften zoals opgenomen in de Wet franchise. Hiertoe kunnen een aantal bepalingen in de bestaande franchiseovereenkomst worden toegevoegd en/of gewijzigd, maar er kan ook gekozen worden voor een addendum met daarin de afspraken over de artikelen 7:920 en 7:921 BW. Een addendum is een toevoeging op de bestaande franchiseovereenkomst. Bij het maken van de keuze tussen het aanpassen van de franchiseovereenkomst of een addendum is vanzelfsprekend de inhoud van de bestaande franchiseovereenkomst van belang. De invoering van de Wet franchise is immers ook een mooie gelegenheid om nog eens kritisch naar de bestaande (contractuele)afspraken te kijken.
Wilt u zich laten adviseren over de concrete uitwerking van de overgangsperiode voor uw franchiseovereenkomst(en) en/of wilt u een addendum laten opstellen? Neem dan gerust contact op!
Mr. H. Knotter en mr. M. el Houari van LXA advocaten (hermanknotter@lxa.nl en moradelhouari@lxa.nl).