Franchisenemer, franchisegever, franchiseovereenkomst, tussentijdse wijziging, wijzigingsbeding
Veel franchiseformules zijn blijvend in ontwikkeling. Bij deze ontwikkeling geldt vaak het adagium ‘stilstand is achteruitgang’. Voor deze formules is het van belang om de markt te kunnen blijven volgen en in te springen op de wensen van de klanten. Soms vraagt dit om (grote) wijzigingen in de formule en de wijze waarop franchisegever en franchisenemers met elkaar samenwerken. Hiervoor zijn in sommige franchiseovereenkomsten wijzigingsbedingen opgenomen die het voor de franchisegever mogelijk maken om de benodigde wijzigingen door te voeren. Deze wijzigingen kunnen echter nadelige gevolgen hebben voor de franchisenemers die soms zelfs hun verdienmodel zien verslechteren. Zij zullen zich in die gevallen willen verzetten tegen de wens van de franchisegever om deze wijzigingen door te voeren om de formule toekomstbestendig te maken.
Als partijen onderling niet tot overeenstemming kunnen komen over compensatie voor mogelijke nadelige gevolgen van de wijzigingen, zullen de zij naar de rechter stappen om een oordeel te vragen of de gewenste wijzigingen doorgevoerd mogen worden. Hierbij zal de rechter aan de hand van de tekst van de franchieovereenkomst beoordelen of de franchisegever het recht heeft om wijzigingen door te voeren. Als dat het geval is, vindt veelal een belangenafweging plaats om te beoordelen of de te verwachten positieve effecten van de wijzigingen opwegen tegen de negatieve effecten voor de individuele franchisenemers. De mate van inspraak voor de franchisenemers en de wijze van compensatie zijn hierbij belangrijke onderdelen.
In de Wet franchise is in artikel 7:921 vastgelegd dat voor de in dat artikel benoemde wijzigingen de franchisegever verplicht is om de instemming te verkrijgen van ofwel de meerderheid van alle franchisenemers of alle franchisenemers die geraakt worden door de wijzigingen. Vanwege het overgangsrecht wordt deze bepaling vanaf 1 januari 2023 van kracht.
Recent heeft de rechtbank Midden-Nederland een formulewijziging beoordeeld. Hierop is de Wet franchise (nog) niet van toepassing geweest. Op 5 januari 2022 is geoordeeld dat in specifieke omstandigheden het wijzigen van de samenwerking toegestaan was . Door de Volksbank is de wijze van samenwerken met haar adviseurs gewijzigd in een ‘full franchise’ formule. Door een aantal van de adviseurs is gevorderd dat een dergelijke wijziging niet is toegestaan nu deze in strijd moet worden geacht met hun zelfstandigheid en het hierbij horende verdienmodel onaanvaardvaar zou zijn. Zij hebben gevorderd dat de samenwerking op de oude voet moet worden voortgezet. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen en daarmee Volksbank toegestaan de wijzigingen door te voeren.
Daarbij heeft een belangrijke rol gespeeld dat in de tekst van de oude overeenkomst al expliciet bepaald werd dat de formule van Volksbank in ontwikkeling was en daardoor mogelijk in de toekomst tot wijzigingen zou kunnen leiden. De franchisenemers waren dus op voorhand bekend met mogelijke wijzigingen en zijn hiermee al akkoord gegaand door de oude overeenkomst te ondertekenen. Daarnaast heeft Volksbank het wijzigingstraject naar de mening van de rechtbank zorgvuldig doorlopen en heeft zij hierbij voldoende gelegenheid gegeven aan de adviseurs tot inspraak. De adviseurs zijn betrokken geweest bij de doorontwikkeling van de formule. Gedurende dit traject hebben uiteindelijk 483 van de 500 adviseurs te kennen gegeven als franchisenemer in de nieuwe formule verder te willen.
De adviseurs hebben volgens de rechtbank onvoldoende aangetoond dat zij onevenredig zwaar getroffen zouden worden door de voorgestane wijzigingen. Volksbank kon volgens de rechtbank voldoende aantonen dat de scenario’s van de adviseurs te pessimistisch waren en onvoldoende rekening hielden met de groei die de wijzigingen met zich zouden brengen. Volksbank had dienaangaande haar huiswerk dus zeer goed gedaan en de benodigde doorrekeningen klaarliggen. De rechtbank heeft bij de beoordeling mee laten wegen dat Volksbank haar adviseurs verschillende mogelijkheden heeft geboden om ofwel mee te gaan in de wijzigingen of (op termijn) te stoppen als adviseur. Deze alternatieven waren volgens de rechtbank redelijk. Er is daarmee dus geen sprake geweest van ‘slikken of stikken’.
Al met al heeft de rechtbank geoordeeld dat Volksbank haar formule heeft mogen wijzigen. Een van de voornaamste reden om tot dit oordeel te komen, is geweest dat Volksbank het wijzigingsproces in samenspraak met haar adviseurs heeft ondernomen. Zij heeft de belangen van haar adviseurs in alle redelijkheid afgewogen tegen de noodzaak om te wijzigen en heeft de adviseurs voldoende alternatieven geboden. Doordat zij alle aspecten van de wijziging goed heeft onderzocht en voldoende alternatieven heeft kunnen bieden heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van de wijziging voorgaan op de individuele belangen, die naar de mening van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk zijn gemaakt.
Tussentijdse wijzigingen in een franchiseformule zijn en blijven dus mogelijk, maar het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland onderschrijft nogmaals dat een gedegen voorbereiding en een zorgvuldige begeleiding van het proces hierbij van het grootste belang zijn.
Mr. T. Meijer, franchise advocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten
franchise juridisch advies
Wilt u reageren? Ga naar meijer@ludwigvandam.nl