Mijn favorieten

Er zijn nog geen favoriete franchiseformules geselecteerd

PID 2.0

Wettelijke informatieplicht franchisegever

De Wet Franchise heeft een bewogen historie. Een bepaling die nagenoeg op volledig draagvlak kon rekenen is de wettelijke verplichting voor de franchisegever om de aspirant-franchisenemer tijdig te voorzien van bepaalde informatie van belang voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

De wetgever heeft ervoor gekozen om de informatie die voorafgaand aan de samenwerking zoveel mogelijk te duiden. [1] Zo moet de franchisegever informatie verstrekken over zichzelf, de formule en de franchiseovereenkomst met alle bijlagen die gaan gelden. Daarbij horen de financiële bijdragen en verlangde investeringen tijdens de samenwerking, nuttige benchmarkinformatie en de overlegstructuur met de contactgegevens van het vertegenwoordigende orgaan van de franchisenemers. Deze informatie kan de franchisegever doorgaans eenvoudig en concreet voor de korte termijn opleveren. De wettelijke plicht ziet echter ook op informatie die moeilijker te verstrekken valt.

Onzekere toekomst

Daaronder valt bijvoorbeeld informatie over de toekomst. De wereld beweegt, zo ook de formule en dus de besluitvorming door de franchisegever. Hoe verder weg in de toekomst, hoe moeilijker te voorspellen valt wat de noodzakelijke of wenselijke beslissingen zijn voor de formule, en welke financiële verplichtingen dit voor de franchisenemer mee zal brengen. De franchisegever kan net als de franchisenemer niet in de toekomst kijken en dus niet voor alle onverwachte gebeurtenissen een concrete projectie aanleveren. De wens om in de toekomst om te kunnen gaan met ontwikkelingen, vertaalt zich vaak in (eenzijdige) wijzigingsbedingen. Die kunnen dan onderworpen zijn aan het wettelijke instemmingsrecht of anderszins aan overlegafspraken tussen de franchisegever en de franchisenemers. Dergelijke informatie zal daarom vaak abstracter zijn.

De moeilijkheid concreet genoeg te zijn, zal ook worden ervaren bij het verstrekken van informatie over afgeleide formules waarvan concurrentie kan worden verwacht. De wetgever is in de toelichting op de wet met name ingegaan op het voorbeeld dat de franchisegever een webshop ontwikkelt. Veel formules hebben hun e-commercestrategie en -uitvoering in een fase van doorlopende ontwikkeling. Het is dan van belang dat de franchisegever bijvoorbeeld duidelijk maakt dat de exclusiviteit die aan een franchisenemer wordt toegekend in een gebied niet geldt voor internetverkoop in het gebied van de franchisenemer. [2]

Historische informatie beschikbaar

De franchisegever is daarnaast verplicht om beschikbare financiële historische informatie te verschaffen over de beoogde franchisevestiging. Hoewel de franchisegever in beginsel de relevante informatie moet verstrekken, die binnen de invloedsfeer van de franchisegever te vinden is, kan de vraag spelen of die informatie beschikbaar is of eerder door de aspirant zelf moet worden opgebracht. [3] Als binnen de formule eerder omzet op de betreffende locatie is gegenereerd en gedeeld met de franchisegever, of lokale onderzoeken zijn verricht, dan moet die informatie in beginsel – al dan niet vertrouwelijk – beschikbaar worden gesteld. Ontbreekt historische informatie, dan moet de franchisegever via relevante vergelijkingen voor inzicht zorgen.

Buiten het bestek van dit artikel valt de vraag of, en zo ja wanneer, een bepaalde prognoseplicht zou kunnen worden aangenomen in het licht van de verplichting van de franchisegever om de financiële gegevens van de locatie van de franchiseonderneming te verschaffen én alle “overige informatie waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst”. In ieder geval kan de franchisegever niet te snel volstaan met de stelling dat hij informatie niet behoeft te verstrekken, omdat deze niet beschikbaar zou zijn. Is dergelijke informatie werkelijk niet beschikbaar, dat neemt de aspirant franchisenemer zeker risico met het aangaan van de franchiseovereenkomst.

Financiële positie

Zeker zo belangrijk, de franchisegever moet informatie verstrekken over zijn eigen financiële positie. De franchisenemer zal moeten kunnen zien dat de franchisegever niet tijdens de samenwerking zal omvallen. Uitdrukkelijk heeft de wetgever opgemerkt dat het onvoldoende kan zijn om daartoe slechts de meest recente jaarcijfers te verschaffen. Zeker als die geconsolideerd zijn opgemaakt.

Het precontractueel informatie document (PID)

Om de precontractuele informatie zoveel mogelijk uniform (en met zo weinig mogelijk lastige vragen) te verstrekken, hebben sommige franchisegevers ingezet op een zogenaamd PID (precontractueel informatie document (of dossier)). Het betreft de verzameling van de informatie(elementen) die iedere aspirant mag verwachten. [4] Hiermee heeft de franchisegever zich dan een uitvoerbare taak gesteld om een pakket samen te stellen dat  (periodiek) wordt geactualiseerd.

Handige franchisegevers hebben de PID na, of zelfs in, overleg met de franchisenemersvertegenwoordiging opgemaakt. Dat verstevigt de suggestie dat door de franchisegever wordt voldaan aan de precontractuele informatieplicht. Er zijn zelfs franchisegevers die menen dat een bepaling in de franchiseovereenkomst, waarin de franchisenemer bevestigt dat met de PID is voldaan aan de precontractuele informatieplicht, bij kan dragen aan de waarachtigheid van deze fictie. Een dergelijke algemene bepaling staat niet in de weg aan een juridische toetsing of ook daadwerkelijk is voldaan aan de wettelijke plicht. Chiquer zijn de overwegingen in de overeenkomst, dat partijen bekend zijn met de informatie- en onderzoeksplicht, dat de franchisegever ter invulling van zijn plicht onder andere de PID verstrekt en dat de franchisenemer is gewezen op het belang de precontractuele informatie tijdig en met hulp van een ter zake deskundige te beoordelen voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst.

De risico’s van een standaardaanpak is dat er onvoldoende maatwerk wordt geleverd en dat bekende en relevante informatie (nog) niet wordt verstrekt. Informatie-elementen worden soms niet aangeboden, omdat de franchisegever meent dat zij niet uit eigen beweging concreter hoeft te worden (als de aspirant volgens het onderhandelingsspel niet verder vraagt). Of omdat de franchisegever meent dat de aspirant geen informatie toekomt die ook nog niet is verstrekt aan de franchisenemers. Denk aan de strategische plannen, te bespreken prognoses en voorgenomen wijzigingsbesluiten.

Franchisenemer moet weten wat hij niet weet

Uitgangspunt is dat de aspirant een weloverwogen besluit moet kunnen nemen over het sluiten van de franchiseovereenkomst. Hij moet zich een oordeel kunnen vormen over de rechten en verplichtingen, voor nu en in de toekomst. Meer concreet, moet de aspirant inzicht worden gegeven in welke investeringen van hem (kunnen) worden gevergd, met inbegrip van (een indicatie van) de omvang daarvan. Zeker structurele investeringen moeten min of meer vaststaan of in ieder geval de voorschriften omtrent deze te verrichten betalingen. De franchisegever moet dus zo concreet mogelijk zijn. [5]

Daarbij is voor de aspirant ook van belang om te kunnen begrijpen welke informatie nog ontbreekt en waarom. Pas dan kan worden aangesloten bij de eigen onderzoekverplichting [6] en kan de aspirant zelf de nodige maatregelen treffen om te voorkomen dat hij onder invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst. De PID moet dus ook, die informatie die zorgt voor de juiste bewustwording bij de aspirant van eventuele gaten in de informatie omvatten, zodat vragen kunnen worden gesteld. En op grond van artikel 7:917 BW dient de franchisegever dan aan te sluiten bij de gemiddelde franchisenemer binnen de formule. [7] De franchisegever moet zich niet vergissen in het feit dat eventuele schending van de onderzoeksplicht niet de schending een zwaarder wegende mededelingsplicht uitsluit. Er kan een zekere ongelijkheidscompensatie aan de orde zijn. Achter de Wet Franchise gaat immers een duidelijke beschermingsgedachte schuil waar het de informatieverplichting betreft.

Actueel en concreet

Het is daarmee zaak dat de franchisegever een PID zodanig concreet en actueel houdt dat de aspirant zijn eigen onderzoek goed kan doen. Bij minder zal niet snel voorrang worden gegeven aan de onderzoeksplicht boven de mededelingsplicht. Eventuele vertrouwelijkheid van bepaalde informatie is daartoe in beginsel ook geen belemmering. Niet alleen kunnen de risico’s voldoende worden afgedekt met de geheimhoudingsplicht die een PID altijd meebrengt, ook kan een franchisegever in situaties motiveren dat de informatie noodzakelijkerwijs op een hoger abstractieniveau wordt aangeboden.

Het is zinvol om de PID periodiek als agendapunt op te nemen in de overleggen tussen de franchisegever en de franchisenemersvertegenwoordiging. Samen kan worden besproken wat vertrouwelijkheid, timing en besluitvorming betekenen voor de precontractuele informatie die een aspirant moet ontvangen. Met recht roept de wetgever op dit punt in herinnering dat goed functionerend overleg tussen franchisegever en franchisenemers een franchiseformule wendbaar maakt voor de ontwikkelingen in de markt. Dit lijkt mij ook te gelden ten aanzien van de aspirant. Die moet immers een realistisch beeld kunnen krijgen van de dagelijkse gang van zaken binnen de formule, zodat die een reële beslissing kan nemen en meer voorbereid op wat te wachten staat.

 

mr. Jurry Teunissen

Manager Juridische Zaken

Vakcentrum Bedrijfsadvies

 

[1] Artikel 7:913 BW. Deze bepaling hangt samen met de artikelen 7:914 BW (termijn) en 7:917 BW (wijze van informeren).

[2] Kamerstukken (II), vergaderjaar 2019-2020, 35, nr. 3 (MvT), pg. 30.

[3] Kamerstukken (II), vergaderjaar 2019-2020, 35, nr. 3 (MvT), pg. 31.In de toelichting is het voorbeeld gegeven van de aspirant die de locatie van de franchiseonderneming zelf kiest.

[4] Met de PID wordt ook wel eens de lijst bedoeld van de informatie-elementen die de aspirant zal ontvangen, in plaats van het gehele document of dossier zelf.

[5] Kamerstukken (II), vergaderjaar 2019-2020, 35, nr. 3 (MvT). 29.

[6] Artikel 7:915 BW.

[7] Kamerstukken (II), vergaderjaar 2019-2020, 35, nr. 3 (MvT), pg. 40.

 

×